Treat: The Endgame

Voor deze negende opus kwam bassist Nalle Påhlsson na zeven jaren afwezigheid terug in de gelederen. Trouw van de partij zijn grondleggers vocalist Robert Ernlund en gitarist Anders Wikström, maar ook drummer Jamie Borger en keyboardspeler Patrick Appelgren die er al van in de jaren tachtig bij zijn. Alhoewel Treat er even mee ophield tussen 1993 en 2006, bestaat dit Zweedse melodieuze gezelschap al eenenveertig jaar. Met een motto om het laatste album telkens beter te maken dan het voorgaande, geven ze zichzelf een loodzware opdracht. Daarbij is het niet makkelijk om na al die jaren voor diversiteit in het genre te zorgen. Toch lukt het hen altijd om fris en up-to-date te klinken. Pak nu de opzwepende opener ‘Freudian Slip’, die je voor je het eigenlijk beseft, al in zijn klauwen heeft. De furieuze start leidt je naar het refrein, dat je niet meer loslaat. Het indrukwekkende begin houdt een stevig ritme aan, dat je goesting geeft om te bewegen. Samen met knap gitaarwerk en de vertrouwde vocalen van Robert zorgt dit eerste oorwormpje ervoor dat het album zijn start niet mist. Wikström’s harde riff waarmee ‘Rabbit Hole’ van wal gaat, blijft het ganse nummer als rode draad terugkeren. Het pittige nummer kent ook zo’n refrein, waar een pak energie loskomt. Wat verder valt alles even stil en met pittig solerend snarenwerk wordt even een duistere kant hoorbaar. De levendigheid komt echter vlug terug als elk terug zijn steentje bijdraagt. Het weelderige ‘Sinbiosis’ is zo’n nummer dat een album doet liften. De catchy melodie in het refrein doet je zonder twijfel mee neuriën want de ritmesessie zit ook hier perfect. De vette riffs blijven je een ganse dag achterhalen. ‘Home Of The Brave’ gaat nog wat verder en spant nagenoeg de kroon van de memorabele refreinen. Wat donkerder vervolgt ‘Both Ends Burning’ als mooi contrast maar opnieuw weet het gezelschap met een enorm refrein uit te pakken. De dreigende ondertoon zal grotendeels van de baslijnen komen, die zich stevig laten horen. De wel erg knappe zanglijnen in ‘My Parade’ zorgen voor een liftend effect op deze ballad. Een kampvuursfeer is misschien niet uit te sluiten, maar de passie die het nummer uitstraalt is opmerkelijk. En ja, die ‘Na Na Na Na’ neem ik er graag bij. Het openend snarenwerk is met een snuifje ‘Thunderstruck’ van AC/DC doorprikt, maar ‘Jesus From Hollywood’ pakt al vlug anders uit. Het nummer bruist van melodieuze energie, inclusief dat terugkerende snarenwerk. Het poppy ‘Magic’ zit ergens tussen ballad en rocknummer. Het is zo’n ongedefinieerd glad genre dat een aantal decennia geleden jonge schreeuwende meisjes gek maakte, maar relatief weinig diepte heeft. ‘Carolina Reaper’ pakt dan terug de zwaardere draad terug op, in de gekende stijl. Net voor ze afslutiten krijgen we het aanzwellende ‘Dark To Light’, dat gestaag op toeren komt en beetje bij beetje zwaarder wordt. Het dreunende ritme vormt de donkere cadans waar op dramatische wijze gestaag verder blijft doorgaan. De zware groove bevat iets hypnotiserend. Met een fris klinkend rock ballad ‘To The End Of Love’ slaan ze de AOR-weg op. Deze laatste melodieuze rocker is een sterke manier om de plaat af te sluiten. Een erg knappe verzameling melodieuze rockers, die hopelijk hoog zal scoren. Het moge duidelijk zijn dat, om deze nog te verslaan, er wel erg scherp uit de hoek moet gekomen worden, want het springlevende Treat heeft met ‘The Endgame’ een meer dan uitstekende plaat afgeleverd.

Rocking Klingon (92)

Frontiers Records FRCD 1211

Tracklist: 1. Freudian Slip 2. Rabbit Hole 3. Sinbiosis 4. Home Of The Brave 5. Both Ends Burning 6. My Parade 7. Wake Me When It’s Over 8. Jesus From Hollywood 9. Magic 10. Carolina Reaper 11. Dark To Light 12. To The End Of Love