Als reviewer neem je af en toe een stap in het duister. Doorheen de verschillende kanalen van producer naar recensent wordt een band “folk / shoegaze” gelabeld en dan is mijn interesse gewekt, dus ik waag het er op. Bij het Italiaanse Corde Oblique viel dat een beetje tegen. Na een best mooie start met de dromerige, filmische post-rock op ‘Almost Blue’, ging het al snel bergaf vanaf ‘La Strada’. Op zich blijft het knappe muziek en zang, die bij momenten – onder andere dankzij de prominente rol van viool – dweept met oosterse emotionaliteit (ook op ‘Le Torri Di Maddaloni’ en ‘Temporary Peace’). Een eerste afknapper voor mij zijn echter de enorm melige Italiaanse man-vrouw-duetten. Een tweede afknapper is het experimentele, “artistieke” karakter van de tracks, dat alleen maar exponentieel toeneemt. ‘La Strada’ is nog een vrij normaal en best “ok” alternatief folknummer. ‘The Moon Is A Dry Bone’ maakt echter abrupt de overgang naar een soort noise / shock / post-punk rock waarbij je de radicaal-alternatieve pamfletten en halfnaakte politieke performances bijna bij ziet. Let op: de muziek heeft heel duidelijk iets theatraals en ik zou dit zelfs best kunnen appreciëren indien het inclusief visuals geleverd werd, maar louter de audio is gewoon raar. Op ‘Le Grandi Anime’ wordt het niet veel beter, wel volkser met accordeon en percussie en zo mogelijk nog theatraler. Zo’n beetje de Italiaanse versie van ons eigen Brik Tu-Tok (hoewel die verhouding in realiteit natuurlijk is omgedraaid). Het folkelement middenin al deze “creativiteit” puurt natuurlijk voornamelijk uit mediterraanse roots, dat hoor je duidelijk op tracks als ‘Le Torri Di Maddaloni’. Veel verschil maakt dat echter niet: met ‘Il Figlio Dei Vergini’ en ‘Herculaneum’ is het oermysterie “wat als Bart Peeters een Italiaanse vrouw zou zijn” eindelijk ook beantwoord. Again: niet slecht, maar heel artistiek en je moet er voor zijn (en ik ben er niet voor). Als iemand echt houdt van geestverruimende muziek die je aan het nadenken zet over kunst, muziek, het mens-zijn en nog van dat soort artistieke cliché-interesses: hier zo. De artistieke statements zijn wel vrij snel gemaakt, wat resulteert in veel korte nummers, maar wel met voldoende variatie. Elke track is anders. Opstekers voor de fans van experimentele post- en gaze-genres: ‘La Casa Del Ponte’ en het mysterieuze ‘Temporary Peace’ hebben een sterke Anathema-vibe, niet in het minst door het gelijkaardige stemtimbre van de kundige vrouwenzang en het gebruik van echo en gekapte ritmes. En nogmaals: zowel de intro ‘Almost Blue’ als de outro ‘Blue Moon part 2’ zijn erg knappe, gevoelige, emotioneel rakende post-rock nummers. Als heel dit album zo was geweest, was ik omver geblazen door zo’n aangename afwisseling van mijn gebruikelijke black metal blastbeats, stoner grooves en post-metal screams. Guess I wasn’t the right guy for the job. Moraal van het verhaal: zoek altijd eerst een band op voor je blindelings “ja” zegt als reviewer. Corde Oblique blijkt een zeer vooraanstaand soloproject in de “Ethereal Progressive Neofolk” te zijn van de kunsthistoricus Riccardo Prencipe. Hij claimt met dit album het genre “folkgaze” te hebben uitgevonden, maar dit is dus NIET waar. Geef dit een kans als je van folk en extreem progressieve experimental shit houd, blijf hiervan weg als shoegazefan.
Sam Bruynooghe (60)
Dark Vinyls Records
Tracklist: 1. Almost Blue 2. La Strada 3. The Moon Is A Dry Bone 4. Le Grandi Anime 5. Le Torri Di Maddaloni 6. Il Figlio Dei Vergini 7. La Casa Del Ponte 8. Temporary Peace 9. Il Terzo Suoro 10. Herculaneum 11. Almost Blue Part 2