Durbuy Rock Festival – dag 2: zaterdag 13 april.
Met “zeer frisse” moed en wat extra calorieën middels een uitgebreid ontbijt werd dag twee aangevangen. Waalse stoner band The Guardians mochten de spits afbijten, maar hun beet miste effect. Met stoner kan je niet veel misdoen, dat bewezen ze zeker. Nochtans is het zaak van goed te doen, en daaraan verzaakten ze middels hun dertien in een dozijn stonerrock. Het niveau van een Fire Down Below of Cowboys & Aliens blijft voorlopig wishfull thinking voor The Guardians.
Black Strike dan strijkte neer op het podium buiten en eerlijk liet een zwart gat na, maar dan één zonder aantrekkingskracht, eerder het type zwart gat waar je uit curiositeit je kop insteekt om vervolgens je af te vragen hoe komt dat er niets in het gat zit. Gelukkig ben ik geen boer, want anders mocht ik op mijn varken kruipen dat ik niet heb. Er valt trouwens niet veel te kruipen op Durbuy Rock Festival, tenzij je de rode jetons wat te gretig uitgeeft aan pintjes.
Dus kroop ik maar tot aan het podium in de zaal terug om Aktarum te aanschouwen en aanhoren. Met drie cd’s op hun palmares verwacht je op zijn minst een degelijke band. Degelijk zijn ze zeker, maar het ontbreekt hen wat aan originaliteit, een bekend fenomeen binnen folkmetal. De band haalt zijn kaas duidelijk bij Finntroll, die nochtans ook niet bekend staan voor het maken van kaas, maar eerder donkere folkmetal. Ik denk dat ze in Wallonië Aktarum wel heel leuk vinden en daar ben ik blij om.
Vervolgens mocht Drakwald hun versie van folkmetal te berde brengen op het podium buiten. Deze jonge Franse band heeft dezelfde ziekte als Aktarum beet: bloedarmoede. Niet slecht, maar warm krijg je het er niet van.
Nochtans bewijzen de heren van Exuviated dat het ook anders kan in Wallonië. Exuviated bewandelt de platgetreden paden van death metal … maar met verve. Hoe doen ze dat? Door gewoon machtig goede nummers te schrijven en met passie op een podium te staan. Dezelfde passie vind je trouwens ook bij de merchstand van Exuviated: dat bewijst alleen maar dat de leden van Exuviated 200% achter hun band staan. Zo moet het.
Na Exuviated kregen we het mooiste voorbeeld van hoe het moet. Tot voor een paar jaar was Black Mirrors nog een piepklein Brussels bandje met slechts een eptje op zak dat weliswaar goede dingen voorspelde. Ondertussen is de band uitgegroeid tot een volbloed podiummachine met een contract bij en gerenommeerd metal label op zak. Beat this! En live is de show om vingers en duimen af te likken: wat en passie, wat een vakmanschap. Top, top, top. Anders gezegd Blues Pills met een serieus stel kloten. En over Marcella kunnen we kort zijn: t’is een cremeke waar je aan zou kunnen blijven lekken tot het hoorntje helemaal afgesabberd is. Snappie!
The Vintage Caravan mochten vervolgens het verhaal gewoon verder zetten en ook deze band is een topper binnen het genre van retro-rock. Alleen heb je met Vintage Caravan het gevoel dat je ‘Back to the future’ gaat. Ze mogen nog komen, die twee bands (en dat doen ze ook op 20 april in Trix te Antwerpen).
Ondertussen waren sommigen waarschijnlijk zodanig aan het afkicken van folkmetal, dat er dringend folkmetal diende voorgeschoteld worden. Op het programma stond er een serieuze portie Hongaarse Dalriada. Ik hou van pilav en goulash, maar Dalriada valt me toch en beetje te licht uit. Authentiek, jazeker, beklijvend, een pak minder. Er ontbreekt wat vuur in deze band.
Daar hebben ze bij Saint-Vitus na al die jaren nog steeds geen last van. Saint-Vitus is een legende samen met Candlemass, Pentagram, Witchfinder General, Trouble en Pagan Altar. Of je het nu sludge, doom of stoner noemt, veel maakt het niet uit. Saint-Vitus is de vroegste erfenis van Black Sabbath en anno 2019 klinkt dit nog steeds impressionant. Alleen mogen ze wat hippere T-shirt ontwerpen, want deze die ze verkopen lijken regelrecht uit de jaren ’70 te komen.
Na Saint-Vitus was het stilaan weer tijd voor folkmetal. Blijkbaar toeren ze samen met Dalriada en Tyr in een soort package-formule. Ik ken Heidevolk niet zo goed en wat ik er reeds van hoorde is mijn ding niet. Dus laat het me erop houden dat het optreden van Heidevolk door de fans zeer gesmaakt werd. Goed gedaan, gasten.
Vervolgens ging het van de heide richting Zwitserse bergen voor de industrial black metal van Samael. Van een verrassing gesproken: ik wist dat ze goed waren, maar zo goed: dat wist ik helemaal niet. Samael is het niveau van een Behemoth. De muziek kan je nog best omschrijven als de perfecte Alpijnse mix tussen Scandinavische black metal en Griekse black metal, aangevuld met een dosis originele ideeën zoals je die bijvoorbeeld ook bij The Young Gods terugvindt. Doe me AUB een plezier en ga eens kijken naar Samael. Het is adembenemend.
Tyr acht je in staat hetzelfde niveau te halen, alleen worden ze vandaag benadeeld door de koude. De milieu-activisten houden zich gelukkig afzijdig. Het nieuwe album, ‘Hel’, bevat voldoende kwaliteit om de set te injecteren. De band maakt inderdaad hiervan gretig gebruik. Sommige versies zouden wat beter mogen. Nochtans is het enthousiasme voor Tyr duidelijk aanwezig. Velen zijn gestoken in een nieuw Tyr-T-shirtje. Voor Tyr is dit zoiets als een thuiswedstrijdje spelen. En daarin schuilt ook het gevaar, namelijk dat je het als band niet te nauw gaat nemen en slordig omgaat met de vrijheid die je gegeven wordt. Ik heb niet het idee dat Tyr in die val trapt; anderzijds heb ik wel het idee dat het nog iets beter had gekund. Bijvoorbeeld ‘Gates of Hell’ klinkt op plaat pakkender dan live. Tyr is wellicht meer een band voor binnen, in een warme Vikingzaal, waar het vocht rijkelijk vloeit.
Paradise Lost is zeker een band voor een kleiner podium. De laatste jaren hebben ze al voldoende bewezen dat hen dat beter afgaat. Ondertussen is Paradise Lost een machine geworden die eindeloos kan putten uit vroeg werk. De ene na de andere klassieker passeert de revue. Het is niet steeds even passioneel gebracht, maar de nummers spreken wel voor zich. De band heeft al vele waters door zwommen , maar lijkt nu eindelijk haar definitieve plooi gevonden te hebben. Album ‘Medusa’ was hiervan het ultieme bewijs’. Alleen moeten ze er zich voor behouden dat de spanning in het publiek bewaard blijft.
Volgende legende was Candlemass, voor het eerste sedert extreem lang met originele zanger, Johan Längquist. Deze verkeerd in goeden doen. En drijft de band naar een hoger niveau. Nog nooit zag ik ze zo goed bezig. Er wordt voornamelijk gepuurd uit het debuut en uit het eerste album. Vaak worden de nummers uitgesponnen, tot vreugde van het publiek die de bijtende koude (min 3°) blijft trotseren.
Velen zijn ondertussen wel al naar binnen gegaan om de start van Ultra Vomit niet te missen. Over Ultra Vomit zal ik heel kort zijn: het is absoluut mijn ding niet.
Met dank aan Bernard Hemblenne.
Tekst: Frederik Blieck.
Foto’s: Luc Ghyselen.